Het zuidoosten van China: van Chengdu naar Xiamen

Het zuiden

Na een vlucht van Guilin naar Xiamen komen we in Sanchong, een dorp dat voornamelijk leeft van de pruimenteelt. De pruimen worden gekonfijt of verwerkt tot jam. Ons hotel, ‘Carefree 1968’ met WiFi-wachtwoord ‘loveandpeace’, ligt verscholen achter het groen. De tuin is een doolhof van binnenplaatsjes en zitterrassen. De kamers zijn heel comfortabel, zonder glas in de ramen maar met houten luiken. De deur wordt afgesloten met twee schuifbalken. Onze gastvrouw Lala zorgt voor een prima verblijf: ze reserveert een restaurant en gaat mee wandelen en fietsen. De fietsen zijn op Chinese maat gemaakt en dus veel te laag voor onze westerse posturen, maar dat hebben we al meer meegemaakt in Azië. En ze lopen voor geen meter. Maar de fietstocht en de wandelingen zijn prachtig. In het dorp liggen eeuwenoude ommuurde woonkernen met huizen waarvan de muren gemetst zijn in mooie steenpatronen. Hier en daar staat een gerestaureerde familietempel, de woningen zelf zijn er minder goed aan toe.

De verrassing van Sanchong is het plaatselijke museum. Een rijke Mao-aanbidder heeft zijn memorabilia ondergebracht in een tentoonstellingsruimte. Honderden foto’s van de grote roerganger, krantenartikels van zijn verwezenlijkingen, affiches en muurkranten, triomfantelijke verslagen van de culturele revolutie en de grote sprong voorwaarts, de val van de bende van vijf, niets ontbreekt. En de bewaker van dit alles is heel fier op de expositie. Dit is het China van een halve eeuw geleden.

De avondmaaltijden nemen we gemeenschappelijk en de sfeer in de groep wordt alsmaar beter. Gisteravond werden in de binnenplaats van het hotel flink wat biertjes verzet. Het lichte Chinese bier (ongeveer 3 %) is overigens heel goedkoop in het plaatselijke winkeltje: 20 Yuang (2,50 euro) voor 6 blikjes. Een gezellige avond kost hier niets.

Nanjing is een dorp van de Haka-minderheid. We slapen er in een tullu. Een tullu is een ronde of vierkante vesting die bestaat uit aaneengesloten woningen rond een binnenplein. In het dorp staan er een tiental en het ‘onze’ is omgebouwd tot hotel. Langs het dorp lopen snelstromende rivieren en de omgeving is prachtig groen. Na een fikse wandeling komen we op het dorpsplein, met de school en nog meer tullu’s. In het winkeltje gaan we bier kopen, maar de winkelier snapt niet wat we bedoelen en we diepen uit zijn ijskast enkele blikjes op. ‘s Avonds na het eten keren we terug naar het plein om te genieten van de sterrenhemel zonder lichtvervuiling.

Hoewel het zaterdag is, zie jein het dorp weinig of geen Chinese toeristen. De ‘nieuwe’ Chinezen zijn blijkbaar niet bereid over hob belige bergpaden te lopen of in een dorp dat niet zo clean is. Maar een paar km verder is een dorp opgeschoond en omgevormd tot een park, waar je rondgevoerd wordt in elektrische wagentjes. Hier wel enthousiast fotograferende Chinese toeristen in zondagse outfit.

Vanavond nemen we ons laatste avondmaal met de groep. Over een paar dagen, na nog een bezoek aan Xiamen vliegen we naar huis. De andere kant van China is ons bevallen, een reis vol contrasten: de welvarende steden met het kooplustige publiek tegenover de authentieke en rustige dorpen van de minderheden; de ongeïnteresseerde smartphonende massa en de vriendelijke mensen op de banken voor hun houten huizen; de drukte van de winkelstraten en de harmonie van de theeceremonie; de steriele luxe van de chique hotels en de warme charme van de houten tullu’s; de luid kwetterende Chinezen en de stilte van de natuur.

De toppers zullen we zeker niet vergeten: de feesten van de dorpsbewoners, de rijstterrassen op de bergflanken, het wondermooie karstgebergte bij de Li-rivier en het aangename gezelschap. Maar ook de eindeloze controles van de paspoorten, de onduidelijke informatie van de gids, de hopeloze communicatie met de Chinezen en de overal opdoemende bouwwerven.

Het was goed. En nu terug naar Brugge.

Het wordt steeds mooier

De wandeling door de rijstvelden rond Chengyan was prachtig. Het ging over modderige smalle paadjes en bergweggetjes, maar de panorama’s waren schitterend. Nu en dan kwamen we in slaperige dorpen, altijd met houten huizen, trommeltorens en soms een begraafplaats. De knie heeft overigens alles goed doorstaan. Klaar voor een Katharentocht in het najaar?

Chenyan is een rustig dorp dat zich opmaakt voor een toeristische invasie, maar voorlopig hebben we het voor ons alleen. De windbruggen liggen er nog verlaten bij. Oude vrouwtjes belagen ons met prullaria van eigen fabrikaat. In een klein restaurantje maken we onmiddellijk contact met een groep Chinese jongeren op doorreis (lang leve de vertaal-app!), die ons helpen bij het ontcijferen van het menu. ‘Pijú’ (bier) dat kennen we al, de rest blijft Chinees.

Ons hotel is volledig in hout opgetrokken en dus zeer gehorig. Vanop ons balkon hebben we zicht op de windbrug.

In een theehuis laten we ons de theeceremonie welgevallen. De thee wordt uitgeschonken, overgegoten in een ander kommetje, terug opgewarmd en uiteindelijk geserveerd in piepkleine kopjes. Het theemeisje blijft bij ons zitten en waakt er angstvallig over dat ons kopje nooit leeg is. Volkomen theeverzadigd verlaten we het pand.

‘s Avonds gaan we naar een voorstelling over het leven van de Dong-minderheid. Het is een spektakel dat zo uit de Studio 100 winkel zou kunnen komen: Westerse vlotte melodieën met een stevige beat, kortgerokte droomprinsessen met hun witte prinsen en schitterende projecties op de achtergrond. Het nieuwe China, alleen te genieten met oordopjes. Aan het eind van de voorstelling zijn wij de enigen die blijven zitten om de acteurs te bedanken met een applaus, de Chinezen zijn al de deur uit. Respect moeten ze toch nog een beetje leren.

‘s Anderendaags rijden we naar de Longji rijstterrassen in de bergen. Onderweg laadt onze chauffeur een dame op die de godganse weg ligt te tateren in een schellend Chinees, tot ze verzocht wordt te zwijgen. Verongelijkt houdt ze zich dan rustig. Halfweg moeten we met de bus door een wekelijkse markt. En hier heeft het nog wat te betekenen, het krioelt er van buitenlui op zoek naar goedkope kledij, keukengerei, vee en voedsel.

Op 20 km van het dorp waar we zullen verblijven, moeten we overstappen in een lokaal busje dat ons naar boven brengt tot het pad naar het dorp. Hier staat een horde draagsters ons op te wachten om de bagage naar boven te sjouwen, een tocht van een half uurtje naar omhoog. Wij trekken zwetend naar boven, voor hen is het blijkbaar kinderspel...

Vanuit het dorp krijg je het mooiste panorama over de rijstvelden dat je kan dromen. Dit is puur genieten van China op zijn best in een rustige omgeving, het lijkt wel een oude Chinese pentekening, zo scherp zijn de onder water gelopen velden gescheiden door de terraswanden.

Zoals gewoonlijk eten we ‘s avonds met een een zevental. Dit is een ideale formule: alle disgenoten kiezen een gerecht van de kaart en iedereen eet van alles wat op de tafel wordt gebracht. Zo doen de inlanders het hier ook. Gemiddelde kostprijs per persoon: 60 Yang of 7,50 euro voor een copieuze maaltijd, drank inclusief. Tussendoor toch even vermelden dat onze Nederlandse reisgenoten ‘hartstikke’ goed meevallen.

We verlaten de groep voor een tweedaagse excursie naar de Lijang-rivier. De rivier ligt hier een honderdtal km vandaan, maar het bezoek staat niet op het programma. Met een cruiseboot vaar je door het karstgebergte. In Vietnam in de Halongbay zagen we de vreemdgevormde toppen al, maar hier is de ervaring nog anders: achter iedere rivierbocht rijst een nieuw landschap op. Het is bewolkt en nevelig waardoor de aanblik nog sprookjesachtiger is. De trip overtreft onze stoutste verwachtingen! Dit moet iedereen gezien hebben die China bezoekt. Op de boot worden we weer door de Chinese medereizigers benaderd voor een babbeltje (vertaal-app !). En natuurlijk moeten we op de foto. Twee van de jonge medepassagiers slapen de ganse tijd en laten het mooie landschap aan zich voorbijgaan. Excuus: de vorige nacht teveel spelletjes gespeeld op de smartphone...

Op de terugweg rijden we op een vrijwel lege autoweg, de natte droom van iedere Belgische chauffeur die met zijn bedrijfswagen dagelijks in de file staat op weg naar het werk.In de regen beklimmen we het vertrouwde bergpad naar ons hotel.

De dorpen van de minderheden

Na de drukte van de grote steden (Chengdu en Kaili tellen miljoenen inwoners) volgt de idyllische rust van de dorpjes in de omgeving. De meeste liggen verscholen in de heuvels en zijn slechts bereikbaar via smalle wegen. Maar ook onderweg worden we nog geconfronteerd met de moderne wereld: autowegen op hoge viaducten slingeren zich door het groene landschap. Veel van de dorpen zijn beschermd en worden weer opgeknapt in de oude stijl, met een toegangspoort, tempeltjes, een dorpsplein en houten woningen. Ook voor de Chinezen moet dit een toeristisch attractie worden, maar voorlopig is er (gelukkig voor ons) maar weinig belangstelling. De bewoners horen tot de bevolkingsmInderheden en leven van landbouw, voornamelijk rijstteelt. Deze tijd van het jaar wordt er volop geploegd met buffels in de zompige terrassen. Opvallend: we zien bijna alleen oma’s en opa’s ( en overgrootouders) met hun kleinkinderen, de ouders leven in de steden om te werken en komen maar sporadisch terug.

In Matang is het feest. Van einde en ver komen de bewoners in hun traditionele kledij naar het stadje voor een kleurrijke optocht. Het zijn Gija’s, een van de belangrijkste minderheden. En de zon is ook van de partij, waardoor alles nog feestelijker lijkt. Op het vernieuwde dorpsplein worden de oude traditionele dansen en ceremonies uitgevoerd door honderden deelnemers. Alles is bijzonder goed ingestudeerd, de figuren worden perfect uitgevoerd.

Dergelijke feesten zien we nog in andere dorpen, wel op kleinere schaal en niet zo ‘professioneel’ maar met evenveel enthousiasme gebracht. In de kleinere plaatsjes doet iedereen mee, ook de ouderen musiceren en zingen. Hier zie je geen bejaardentehuizen; de verschillende generaties leven samen onder een dak. Veel dorpen hebben sierlijke overdekte bruggen en ‘drumtorens’, een soort pagodes waaronder de bewoners ‘s avonds bijeenkomen rond een houtvuur. De mannen spelen kaart of een of ander Chinees gezelschapsspel terwijl de vrouwen keuvelen of borduren.

De landschappen waar we doorheen rijden, zijn adembenemend. De zon zit nu al een paar dagen achter de wolken, en de nevelslierten tussen de bergen geven prachtige vergezichten.

De regionale keuken wijkt af van de gekende Chinese. Hier weinig eend of zoetzure combinaties. Wel smakelijke groenten, varkensvlees, vis en rijst, veelal gewokt en licht verteerbaar. De ontbijten zijn vaak exclusief Chinees, dus geen brood of koffie, maar wel soep. rijst, noedels, eieren en soyamelk, we eten zoals de lokale bewoners. Als je gaat eten in gezelschap, krijg je een gevarieerd menu van verschillende gerechten waarvan iedereen kan proeven. Ondertussen zijn we het ook weer gewoon om de eetstokjes te hanteren. In straatkraampjes en winkeltjes zijn lekkere specialiteiten te vinden: kippenspiesjes, worstjes, gebakken eendepootjes en spekreepjes. En natuurlijk ook veel fruit: bananen, sinaasappelen, kersen, litchies, ananas, enz. Een minder smakelijke ervaring was de gebraden hond die in de keuken van een restaurant lag te wachten op hongerige klanten ...

Vanavond logeren we in Zhaoxing, een traditioneel en levendig Dong-stadje met houten huizen en veel bruggetjes over kronkelende kanalen. Er heerst een rustige drukte en het is er aangenaam kuieren en goed tafelen. Zo moet vakantie altijd zijn. Ondertussen zijn we al aan de helft van onze reis. Hoewel er geen superhoogtepunten zijn, is het een boeiende trip, door de mooie dorpen, het bergachtige landschap, de vriendelijke Chinezen en niet in het minst door het aangename gezelschap.

Morgen trekken we erop uit in de heuvels. Dit wordt een belangrijke testcase voor mijn nieuwe kniegewricht.

China deel 1

We zijn nu meer dan een week in China, en reisden in de streek van Chengdu en Kaili.

Het contrast met onze ervaringen van vijf jaar geleden, kan niet groter zijn. China is razendsnel aan het veranderen en in vijf jaar zie je immense verschillen. In de steden nog maar weinig straatverkopers of kleine winkeltjes, wel shoppingmalls en blitse lichtreclames. Overal wordt gebouwd en pas aangelegde autowegen moeten iedere regio ontsluiten. De wegen zitten propvol (dure) auto’s en de fiets is uit het straten verdwenen. Misschien zijn we nog net op tijd om een beeld op te vangen van de traditionele maatschappij in de kleinere dorpen en steden, morgen is het te laat. De ontwikkeling hier in het gebied rond Chengdu en Kaili laat het ergste vermoeden. De natuur is aangetast door de economische exploitatie, overal steengroeven, afgegraven berghellingen, nieuwgebouwde torenflats.

In de twee steden kom je in een nieuwe wereld, beheerst door de technologie. China kopieert het westen niet meer, maar bouwt nu verder op wat van ons is overgenomen, en met succes. Betere smartphones en computers, een eigen hoogtechnologische wagenproductie, reuzen beeldschermen in het straatbeeld, led-verlichting, perfect rijdende metro’s, overal kan je je smartphone gratis opladen, alle betalingen gaan via qr-codes, ook in de voedselkraampjes.

Een groot probleem voor ons: niemand, maar ook niemand spreekt Engels. Onze vertaal-ap draait overuren en voor de rest is er gebarentaal. In restaurantjes durven de dienstertjes ons niet benaderen want ze spreken enkel Chinees en de menu’s zijn niet vertaald.

China is nog drukker geworden. In de winkelstraten krioelt het van obsessief smartphonegebruikende mieren die weinig oog hebben voor hun medemens. Ze lopen kriskras door elkaar en excuseren zich nooit als ze je aanstoten of voor de voeten lopen. Maar als je erin slaagt om contact te leggen, zijn ze de vriendelijkheid zelve, nemen selfies met die vreemde westerlingen en willen foto’s zien van de plek waar we wonen. De overheid voert een campagne om China netter te maken en dat zie je aan straten en pleinen. Voortdurend wordt afval geruimd en geveegd, en het loont. Je ziet geen vuil meer liggen. Alleen op massa-evenementen zie je nog rommel, maar alles wordt nadien weer netjes gemaakt. De treinen zijn veel hygiënischer dan voorheen: de slaapplaatsen zijn behoorlijk en de toiletten niet meer beklad tot aan het plafond.

Waarschijnlijk moeten we het andere China nog zien als we verder reizen door de meer afgelegen gebieden, tot nu kwamen we hoofdzakelijk in contact met het ‘nieuwe’ China, met een bevolking die goed in het oog gehouden wordt door de heroplevende dictatuur en alles doet om geen sociaal krediet te verliezen.

Maar we maakten ook al kennis met de grote schande van dit land, de uitbuiting van Tibetaanse arbeiders die slavenarbeid verrichten op de bouwwerven, die in lompen gekleed de zwaarste lasten op hun rug de hellingen op dragen. Voor de andere Chinezen zijn het untermenschen en zijn ze geen blik waard.

Onze reiservaringen dan. Zoals gezegd is Chengdu druk, heel druk. Het zgn. pittoreske is verveld tot een hypermodern labyrint. Maar in de omgeving liggen pareltjes. In Leshan is een 71 meter hoge Boeddha uitgehakt in rode zandsteen. Het is één van de grootste Boeddhabeelden ter wereld. Hij staat aan de samenvloeiing van drie rivieren en waakt volgens een oude volkslegende over de rivier, opdat deze niet buiten haar oevers treedt. Het complex uit de 8ste eeuw telt verschillende tempels, die door een wirwar van paden met elkaar verbonden zijn.

Op de Emeishanberg staat de gouden Boeddha in een bedevaartsoord dat door horden offerende en biddende Chinezen bezocht wordt. De sfeer is onbeschrijfelijk, een Lourdes in het kwadraat. En de natuur is overweldigend, maar nogal bergachtig, wat we voelen in onze knieën na een tocht langs de hellingen.

Sichuan is de thuisprovincie van de reuzenpanda. Er leven er naar schatting nog zo'n duizend in het wild. In het Panda Breeding Center worden kweekprogramma’s uitgewerkt om de populatie op peil te houden. Hier kan je de panda’s mits enig speurwerk ontdekken tussen de bamboestruiken.

In Chengdu gaan we naar de Chinese opera, een nogal ‘bijzonder’ spektakel dat niet altijd door iedereen in ons westers gezelschap geapprecieerd wordt, maar met de nodige humor overleven we de vertoning.

Na een treinrit van 18 uur bereiken we Kaili, tweede uitvalsbasis van onze trip.

Onze communicatie met de thuisbasis is zeer beperkt: geen gmail, Facebook, Google of Whatsap. Wel zoekmachines, maar in het Chinees, een taal die we spijtig genoeg even machtig zijn als het Sanskriet. Hopelijk komen onze verhalen wel terecht.

Welkom op onze Reislog!

Hallo en welkom op onze China-reislog.

Voor de tweede keer bezoeken we China. Vijf jaar geleden vertrokken we uit India en reisden door Nepal naar Tibet (voor ons geen China) en dan verder via Xi'an naar Beijing. Nu trekken we naar het zuid-oosten, van Chendu naar Xiamen.

We hopen dat het Chinese internet en de censurerende overheid ons wat gunstig gezind zijn, zodat we onze reisverhalen en foto's kunnen doorsturen.

We zien je graag terug op onze reislog en laat gerust af en toe eens een berichtje achter!

Vrindelijke groeten,

Magda en Luc